HERBERT in HUMO

Op dinsdag 3 februari 2015 verscheen in Humo een fijn interview met Herbert in de serie "Het lieve leven en hoe het te lijden", geschreven door Wilfried Hendrickx en verlucht met enkele knappe foto's van Charlie De Keersmaecker.

We hebben het hier kant en klaar voor u om te lezen :

Het lieve leven en hoe het te lijden: Herbert Flack
Zeer, zéér lang geleden maakte ik een interview met de toen ook al immens populaire acteur Herbert Flack (65), waarbij hij mij inwijdde in de techniek van de filmkus: ‘Uiteraard mag je tong niet penetreren. En vóór de opname verzorg je je adem, dat spreekt.’ Voorwaar, die les ben ik nooit vergeten!

Wat ik toen niet besefte, was dat de ogenschijnlijk o zo flierefluiterige Flack al jaren een persoonlijk drama met zich meesleepte: overdag stoeide hij op de filmset met alles wat mooi was, in Vlaanderen en Nederland. En ’s avonds boog hij zich over z’n doodzieke vrouw. Hij stond haar bij, beurde haar op, gaf haar nieuwe moed. De letterlijke toepassing van wat een man en een vrouw elkaar voor het altaar beloven: ‘Door dik en door dun, in goede en kwade dagen.’ Flack, vrolijke frans op vele podia, legendarisch als Jean-Pierre de antiquair in ‘Thuis’, wereldberoemd in Vlaanderen als inspecteur Van In in ‘Aspe’, heeft dat dubbelleven vele jaren volgehouden. En al die tijd hield hij de moed erin. Zo’n man krijgt mijn bewondering. Ja, van deze ladies’ man wil ik best nog wat meer levenslessen opsteken.

HUMO Flack, dat is geen Vlaamse naam.
Flack «Het is Engels. Mijn vader was een Britse militair die na de oorlog in België is blijven wonen. Hij is overleden in juni 2013, op de gezegende leeftijd van 89 jaar. Hij is in een operatie gebleven, plotseling was hij dood. Ik noemde hem daddy…

»Daddy was a big boy: hij mat 1,89 meter, wat in de jaren vóór de oorlog redelijk ontzagwekkend was. Als vrijwilliger – hij werd ocharm net 17 – mocht hij zijn divisie kiezen, en dat werd, Brylcreem-boy als hij was, de Royal Air Force, de RAF, de Britse luchtmacht. Die hadden het mooiste uniform (lacht). Hij was een gezonde boerenjongen, afkomstig uit Highwood, ten noorden van Londen, en hij is in Boom blijven hangen – hij had iets met hout, blijkbaar. Om zelf te vliegen had hij de capaciteiten niet: hij mocht de parachutes opvouwen als voorbereiding op de landing van de geallieerden, en mocht pas op D-day +12 in Normandië aan land, waarschijnlijk omdat hij nog zo jong was. Anders zou hij zo goed als zeker door de Duitsers aan flarden zijn geschoten. Hij werd toen ingezet als ambulancier bij het Britse Red Cross.

»Ik heb z’n verhaal meermaals op scène verteld, ook in scholen: de jonge gasten kunnen er best wat van leren. Ieder jaar ná de oorlog beschouwde daddy als een geschenk, een bonus. De meeste van zijn kameraden zijn gesneuveld, sommigen in zijn armen. ‘Ze riepen om hun moeder,’ zei hij altijd. ‘Om hun moeder of om God.’

»Vader en moeder hebben elkaar leren kennen op een bal van het Rode Kruis in de technische school in Boom, in de winter van 1944, schat ik. Er bestaan foto’s van. Hij zag er echt fantastisch uit in dat RAF-uniform van ’m, en mijn moeder hield van uniformen (lacht). Zij was ambulancier en werd op dat bal gechaperonneerd door haar tante. Geen van de twee sprak een woord Engels. Maar zoals je weet: de taal van de liefde is internationaal. Hij vroeg haar mee uit naar the movies. Maar moeder dacht dat hij het over de maan had, the moon. Uit de spraakverwarring die volgde, werd ik vijf jaar later geboren. Let wel, vijf jaar – ’t was dus niet van moetens: ze gebruikten French letters. Wat de Fransen dan weer des capotes anglaises noemen. Om te mogen trouwen moest mijn vader, die anglicaan was, z’n geloof afzweren en zich bekeren tot het katholicisme. Thuis spraken wij Nederlands en Engels door elkaar, met het woordenboek in de hand.»

HUMO Hoe was de band met je vader?
Flack (zucht) «Een moeilijk verhaal. Ik heb veel gemist. Weet je, als je vader jouw taal niet beheerst, kom je moeilijk tot echte gesprekken. Hij werd binnen de familie weggespeeld. Er werd wat meewarig over hem gedaan: ‘Tja, onze lange Engelsman, wat moeten we ermee?’ Hij nam nooit actief deel aan de discussies aan tafel, had de neiging zich terug te trekken. Gelukkig leerde hij in de jaren 60 het Royal British Legion in Antwerpen kennen: allemaal Engelse jongens die hier waren blijven plakken, lotgenoten dus. Bij hen voelde hij zich in z’n element. Iedere november ging ik poppies met ’m verkopen, een traditie die ik ook na z’n dood voortzet.

»(Mijmerend) De oorlog heeft z’n hele bestaan bepaald. Mensen zoals hij hebben hun leven gewaagd, en vaak ook gegéven, voor de luxemaatschappij en de vrijheid die wij nu kennen. Dat dreigt voorgoed vergeten te worden. Daar kan ik mij echt boos om maken. Oorlog gaat bijna altijd over grote financiële belangen waarmee de kleine man helemaal niets te maken heeft. Die Engelsen, Ieren, Canadezen, Schotten, Amerikanen kwamen naar hier om te sneuvelen! We should remember them, verdomme. Vader behoorde tot de Normandy Veteran Association, en daar was hij trots op.

»Ooit speelde ik de rol van commandant Kittel, in het stuk ‘Ghetto’, dat aan de basis ligt van Spielbergs film ‘Schindler’s List’. Kittel was een moordzuchtige, maar tegelijk artistiek geïnspireerde nazi. Daar liep ik dan in mijn Duitse uniform over het podium te paraderen. Mijn vader is tijdens de pauze snel enkele whisky’s moeten gaan drinken, omdat hij het niet langer kon aanzien. Dat is bij mij de déclic geweest: eindelijk kon ik echt van ’m gaan houden. Jammer dat het zo lang heeft moeten duren.»

HUMO Jullie hielden thuis winkel.
Flack «Een chemiserie, ja. Half werkend Boom kwam er zijn jaarlijkse nieuwe hemd kopen: de hardwerkende steenbakkers waren onze beste klanten. Zaten we met z’n allen aan tafel, ging de bel. Dan stond mijn moeder op, ze trok haar gezicht in een brede smile en liep naar de toonbank. Ha ja, de klant was koning! Ook dat was een beetje toneelspelen. Huis Amelinckx had een goede naam in Boom. Hemden, pullovers, plastrons. In de jaren 60, 70, 80 verdiende dat goed. Later iets minder (lacht). Roland Van Campenhout, die wat ouder is dan ik, liep daar indertijd ook rond: de streek van de kleiputten, die ondertussen zijn dichtgespoten en waar nu jaarlijks Tomorrowland plaatsvindt.

»Ik was enig kind en enigszins bedorven. En ik moest altijd de nieuwste kleren uit onze winkel aan, zodat ik er wat opgedoft bij liep. Op schoolfoto’s staan alle anderen er met een pullover op, behalve bibi: veston, wit hemd en een strikje! Pure reclame voor Huis Amelinckx. Ze noemden mij ‘de lange Flack’ (lacht).

»Tijdens de Falklandoorlog in 1982 kregen mijn vader en ik hevige ruzie. Hij was zó van het Britse patriottisme doordrongen dat hij die waanzinnige oorlog legitiem achtte. Right or wrong, for Queen and country! Hij heeft mij zoveel geleerd: toewijding, discipline, humor, flegma, relativeringsvermogen. Op hoge leeftijd vertrouwde hij me toe: ‘Al die jaren leefde ik hier in België als een ontwortelde. En toch heb ik er geen spijt van dat ik niet naar Engeland ben teruggekeerd.’ Wat hij makkelijk had kunnen doen: zoveel Vlaamse meisjes zijn hier, al dan niet met een kind, achtergebleven. Daddy was een heel minzame man, sociaal, hulpvaardig, zeer graag gezien in Boom. Ik mis hem. Nog iedere dag.

»Mijn moeder was een mooie vrouw, een echte beauty, een vurig beestje (lacht). Ze danste ook graag, maar mijn vader had twee linkervoeten. Ze heeft haar hele leven hard gewerkt. Een echte zakenvrouw en een rasverkoopster. De klant díénen. Een kranige vrouw, ook. Ze kreeg kanker en heeft gekozen voor euthanasie, wat ik enorm moedig van haar vond. Het gebeurde in een katholiek ziekenhuis waar we met heel veel begrip en zorg werden omringd. Ze had pijn: ‘’t Is precies of ze met een kettingzaag door m’n buik gaan, Herbert.’ Zodra de beslissing genomen was, wilde ze dat het metéén zou gebeuren. Wij waren bij haar sterfbed en hebben samen nog een glaasje champagne gedronken. En om 10 uur was het voorbij (krijgt het moeilijk). Het was zo sereen, zo mooi, helemaal geen huiltoestand.»

Poenschepper

HUMO Het toneelspelen heb je van haar?
Flack «Dat heb ik van niemand. Dat is helemaal uit mezelf gekomen. Wij waren zeker geen cultureel gezin. We gingen wel ’ns naar de KNS, ja. Maar boeken, muziek, musea: daar was nauwelijks sprake van. Het was mijn vrouw die mij heeft ontbolsterd.

»Op mijn 17de zat ik al in het diamant, als kliever. Het diamant verdiende in die tijd enorm goed. Als jonge gast liet ik het geld rollen, man! Ik werd kliever bij Posznansky, Joodse diamantairs. De kliever bepaalt de toekomst van de steen, hij moet die zo voordelig mogelijk splijten, zodat de opbrengst maximaal is. In de brute steen zitten piqués, dat zijn vuiltjes, en gletsjers, dat zijn luchtbellen: die moeten eruit, de geslepen diamant moet puur en helder zijn. Het is een werk dat veel ervaring vraagt. Ik ben helemaal onderaan begonnen, het atelier schoonmaken. Da’s allemaal voorbij, het hele ambacht zit nu in India en in China.

»Na drie jaar klieven verdiende ik al meer dan mijn vader: 30.000 frank per maand. Dat was een bom geld. Toen ik vijf jaar later, in 1973, bij de KNS begon, kreeg ik ocharm 13.000 frank per maand. Om maar te zeggen dat ik roeping belangrijker vond dan geld. Het diamant, dat was een wereld van making money, vrouwen versieren, et on parlait français, uiteraard. Ik was een goj, een niet-Jood, maar ze namen mij wel op in hun kringen, zij het niet helemaal. Als je veel geld verdient, doe je zotte dingen. Het was een andere train de vie dan die van de Boomse kleiputten (lacht).

»Ik verzeilde stilletjesaan in het amateurtoneel. Al snel had ik begrepen dat dit mijn ding was: spélen. En ik wilde hogerop. Maar mijn culturele bagage was gering. Daarom ben ik naar de academie getrokken, waar ik op enkele fantastische pedagogen stootte: Simonne Papon en Els Van Cant. Zij hebben in mij de vlam doen ontbranden: de liefde voor sterke teksten, de schoonheid van de klassiekers. Simonne en Els hebben mijn stem gevormd, mij een taal gegeven, mijn honger naar inhoud en poëzie gevoed. Toen begon het te jeuken: wat doe ik? Ga ik me blijven wentelen in het luxueuze leven van het diamant? Of kies ik voor mijn talent? Ze waarschuwden mij: ‘Manneke, pas op, het theater, dat is een jungle.’ Daarbij kwam dat een toneelspeler in die jaren net niet beschouwd werd als een marginaal. De wereld van mijn ouders stortte in: ‘Jij wil artiest worden? Onnozelaar! Net nu je zo goed de kost verdient.’»

HUMO Wat trok je aan in het theater?
Flack «Het magische aspect ervan. De magie van het verhalen vertellen. En dan die Bourla: als je daar binnenkwam, stond de tijd stil en betrad je een betoverde wereld. Je verlaat de realiteit en transformeert jezelf tot… een prins? Een held? Een moordenaar? Ik koos niet, zoals zovelen, voor de Studio. Het ging mij daar te heavy en excentriek toe. Nee, ik koos voor het conservatorium. Acteren was voor mij een stíél.

»Op mijn 19de stond ik er alleen voor: ik was min of meer thuis weggelopen en leefde op een armetierig kot in ’t Stad. Op de toneelschool was ik een geval apart: ik was niet zoals de meeste anderen, die van thuis ‘even mochten proeven van het theater’. Nee, ik nam de zaak bloedserieus: ‘Wacht twee minuten, mannekes. Ik ga er helemaal voor, and I wanna be the best.’ Het jongetje was aan het groeien, begrijp je.

»Tot dan had ik wat gescharreld met meisjes van mijn leeftijd, onschuldige liefjes, eigenlijk. Maar in het tweede jaar kreeg ik het vak kostuumkunde van een madam van wie ik plat achterover viel: Mimi Peetermans

HUMO Dat was de Mimi Peetermans die als Tante Ria de tweede tv-tante aan de zijde van Nonkel Bob had gespeeld.
Flack «Voilà. Ze was al 40, twintig jaar ouder dan ik. Ze had haar vorming nog bij Herman Teirlinck genoten, had de Académie des Beaux Arts gevolgd, de Studio gedaan, iemand die haar vak door en door kent. Het was meteen bóém. C’était une femme femme, weet je. Over zulke verhoudingen zijn films gemaakt: ‘The Graduate’, met Dustin Hoffman, bijvoorbeeld, of ‘D’amour et d’eau fraîche’, met Annie Girardot. Niet dat Mimi mijn Mrs Robinson was: ik had al seksuele ervaring opgedaan, ik had al enkele kilometers op de teller staan (lacht). Nee, ’t was vooral haar présence, haar charme, haar wijsheid ook, haar lust for life!»

HUMO Mimi was gehuwd.
Flack «Ik was haar vierde vent, denk ik. Een vrouw die gelééfd had. Maar dat trok mij net aan. Wij vormden een stel, een tandem, een uniek paar. Samen waren wij onoverwinnelijk. En wat een drive! De machinisten noemden haar ‘de blonde tijger’. ‘Let op,’ zeiden m’n vrienden, ‘als jij 50 bent, is Mimi een oude vrouw van 70.’ So what? Dat leeftijdsverschil heeft ons nooit gestoord, wij stonden er niet bij stil. Jouw reeks gaat over levenslessen. Wel: Mimi heeft mij álles geleerd. Alles. Zij heeft mij gemáákt. Punt. Al wat ik thuis tekort was gekomen, heeft zij mij cadeau gedaan. Toen ik haar leerde kennen, was ik een onbeduidend gastje. Zij heeft mij opgetrokken tot haar niveau. Ze heeft van mij een artiest gemaakt.

»Wij hadden enorm veel lol, werkten allebei keihard. We gingen veel op reis, we sliepen in de beste hotels, in Londen en Parijs. We lieten het geld rollen, háár geld, want zij was de kostwinner. Later werden de rollen wel enigszins omgedraaid (lacht).»

HUMO Wat zag deze fantastische vrouw in jou? Je jeugd? Je 1,87 meter?
Flack «Ik wás een knappe gast toen (lacht). Ik liep opvallend gekleed, ik maakte de blits, en dat had zij meteen in de mot. Mijn beat, mijn gedrevenheid deed het ’m, denk ik. Haar vorige mannen vond ze vreselijk saai, vertelde ze graag. Ik vond het wel enorm moedig van haar: iedereen was tégen onze verhouding, maar zij zette onverschrokken door. Voor haar was de stap misschien nog groter: zij was een door iedereen in de theaterwereld gerespecteerde lady. En die begint dan een amourette met een jonge snotneus… Mijn medestudenten vonden het ook maar niks: ‘De Flack denkt blijkbaar aan z’n carrière,’ werd er gefluisterd. ‘Hij wil promotie maken via het bed.’ Maar ik was tot over mijn oren verliefd, man. En nee, het was geen kortstondige amourette, geen zotte coup de foudre, het werd een relatie die, met vallen en opstaan, bijna 45 jaar heeft geduurd.

»Mimi stond toen op het hoogtepunt van haar carrière: ze deed de kostuums voor de KNS, voor de Opera, voor het Ballet van Vlaanderen. Mijn ogen gingen wijd open! Ze leerde mij Maurice Béjart kennen, Jeanne Brabants, Dirk Decleir, de broer van Jan en één van de meest bevlogen regisseurs die ik ooit mocht ontmoeten. Ach, er waren er zovéél. Ik stond plotseling midden in het wereldje (breekt). Daarom ook ben ik bij haar gebleven tot aan haar sterfbed. Sorry, het wordt mij even te machtig.

»(Hervat zich) Wij gingen samen in Brussel stoffen kiezen voor haar kostuums. Hoeden, laarzen, de hele geschiedenis van de mode, ach… Partners in crime, dat waren wij. Die affaire heeft beroepsmatig zeker niet in mijn voordeel gespeeld: ik was in 1971 afgestudeerd, maar het duurde tot 1973 voor ik mijn eerste contract kreeg. Pas op, we hebben, net als alle koppels, zware crisissen moeten doorworstelen. Op een bepaald ogenblik kreeg ik veel werk aangeboden en werd mijn kop zot gemaakt. Er waren grote filmrollen gepasseerd, zoals ‘Vrijdag’ en ‘Zaman’, ik had veel tv-werk en toen begon ook Nederland mij te ontdekken: de films van Pim de la Parra, ‘Flodder’ van Dick Maas, ‘Honneponnetje’ van Ruud van Hemert, enzovoort. Op een bepaald ogenblik was er sprake van een internationale carrière: Engeland – ik sprak de taal – misschien zelfs Amerika. Je begint te dromen. En dan deins je terug. Als ik zie hoe Matthias Schoenaerts ermee omgaat: chapeau. Die mannen dóén het, hè. Maar ik bleef braaf bij de KNS. Ik speelde grote rollen, maar kreeg geen promotie. Een schouderklopje, ja, en daarmee hield het op: ik bleef van het tweede plan. Tot Ivonne Lex mij uit dat patroon losweekte. Eindelijk! Ik speelde theater met schitterende regisseurs en maakte enkele prestigieuze tv-series. Vervolgens kwam ‘Thuis’: ik was Jean-Pierre de antiquair. Die rol kleeft nog altijd aan mij (lacht). We deden soms twintig scènes in één dag: romantiek, emoties, discussies, koken, lachen, filosoferen, alles na elkaar. Begin er maar aan. Na vijf jaar castte Peter Simons mij in ‘Aspe’, en nu zit die Pieter Van In al twaalf jaar onder mijn vel.»

Trouw in de ontrouw

HUMO Ondertussen was Mimi ernstig ziek geworden.
Flack «Kanker. Op een zeer kritieke plek: het staartbeen. Ze kreeg chemo en radiotherapie: daar hebben ze alles kapot bestraald. Vreselijke brandwonden. Maar ze kwam erdoor, weliswaar met de bijbehorende handicaps en littekens. Na die bestraling bleef ze vijf jaar kankervrij. Toen herviel ze. En nog eens, en nog eens. Om zot van te worden. Maar ze bleef moedig en gedisciplineerd: ze hield het onder controle. Elke dag werd ze door twee verpleegsters verzorgd. Ze bleef een voorbeeld van levensdrift, tot op het laatste moment. Vorig jaar is ze overleden.»

HUMO Je was nog jong toen Mimi’s ziekte toesloeg. Je had nog een heel leven voor je. Toch ben je bij haar gebleven.
Flack «Met vallen en opstaan, laten we eerlijk blijven. Het had te maken met dure woorden als ‘door dik en door dun’ en ‘in goede en in kwade dagen’. We hadden nog mooie momenten, we hebben nog gereisd, hebben cruises met de Queen Mary gedaan.

»En ja, ik reed een scheve schaats, hoe zou je zelf zijn. Ik was een gezonde kerel, met een gezond libido. En Mimi wist dat… Seksueel was het allemaal kapot bij haar. Maar ze bleef mijn maatje, mijn kritische noot, mijn complice. We hadden zoveel gedeeld. Dat geef je niet zomaar weg. Waar ga je dan naar op zoek? Waar begin je dan nog aan?

»Ik heb geen komedie bij Mimi gespeeld: ‘Kijk, ik wil niet tegen je liegen, ik heb een vriendin.’ Om te kunnen geven, moet je ook krijgen, vooral dan kracht. En die kracht gaf Fabienne mij. Ik wil niet beweren dat Mimi dat op gejuich onthaalde. Maar ze kon het plaatsen. Wij waren twee intelligente mensen en wij geloofden allebei in de dialoog. Er waren ook momenten dat ze het moeilijk kreeg, dat ze strijdbaar werd: ‘Ha, je hebt een jonge vriendin. Wacht maar!’ Ze maakte zich op en kleedde zich mooi, wat ze als costumière uitstekend kon. Dan gingen wij samen uit eten en genoot ze van de bewonderende blikken. Ik leek wel een gigolo, op stap met een dure madame uit de high society. Maar dat gunde ik haar van harte.

»Ik bedoel: je leert ermee leven. Op den duur konden we er zelfs om lachen. C’est la vie, hein. Het vervelendste was eigenlijk het commentaar, het geklets achter de rug en de smalltalk: ‘Weet je het al: Flack gaat vreemd.’ Het is moeilijk uit te leggen en waarschijnlijk moeilijk te begrijpen, maar eigenlijk gaat het niemand iets aan.»

HUMO Je reputatie als womanizer heb je toen opgedaan?
Flack «Voilà. Ik moet toegeven dat ik dat zelf in de hand heb gewerkt met die monoloog ‘Vrouwen! De reis van een verleider’ – 236 voorstellingen in heel Vlaanderen. Ik werd als vanzelf in dat soort rollen gecast, het had met mijn fysiek te maken. Ik evolueerde van jeune premier naar zakenman, dokter, playboy, advocaat, noem maar op. De laatste jaren zijn het gelukkig karakterrollen met meer inhoud. Denk aan Tsjechov: ‘De dame met het hondje’. Het etiket van ladies’ man plakt op mij, ik weet het. Heel trouw in de ontrouw (lacht ontwapenend). Laat de mensen maar fantaseren, want eigenlijk vul ik hun geheimste verlangens in. Laat ze maar dromen, het kan mij niet meer schelen.»

HUMO Wat hebben de vrouwen je geleerd?
Flack «Niet jij kiest. Zíj kiezen. Geloof me. Altijd. Maak je vooral geen illusies. En ze zijn veel sterker dan wij. Dat vind ik net plezant: ik hou ervan door hen bespeeld te worden, betoverd te worden door hun vrouwelijke charmes. Ze vangen mijn aandacht. Een blote knie, een enkel, een schoentje, een silhouet: dat is al voldoende om mijn instinct wakker te maken. Noem mij gerust een vrouwenzot. Ik ben nu eenmaal bevattelijk voor al wat mooi is. Zelfs in het verval kan een vrouw mooi zijn. Ik blijf teksten verzamelen waarin het grote mysterie van de vrouw bezongen wordt. Ooit doe ik er nog weleens wat mee. Het verwoorden van de liefde, dat is wat ik wil brengen. In een relatie ben ik altijd tot over m’n oren verliefd, zo’n zalig gevoel. Het kleurt het leven. Zorgen voor, aandacht en tederheid geven aan: fantastisch, toch? Eigenlijk blijf ik nog altijd op zoek naar iets, hoog in de lucht, een soort platonisch ideaal. Iets dat mij een geestelijk orgasme bezorgt. De liefdesverklaringen van Nabokov aan zijn vrouw: waw! Ik vertel dat ook graag op de scène. Het is de Cyrano in mij. Ik weet het, mijn kunstje, het toneel, is vergankelijk. Maar de magie van het moment, de kunst om de mensen te hypnotiseren en even met mij mee op reis te nemen, is dat niet. Daar kick ik op. Dus: vivat de liefde! Al de rest is misère: kijk maar naar het tv-nieuws.»

HUMO 100 procent een romanticus?
Flack «150 procent. Tot mijn schande, ook. Want een romanticus zijn heeft nadelen. Er wordt misbruik van gemaakt. En je wordt niet altijd ernstig genomen. Maar ik ben het en ik blijf het, tot mijn laatste snik. Ik blíjf zoeken, man.»

Casanova’s honger

HUMO Fabienne is de nieuwe vrouw in je leven.
Flack «Zij was er al lang, hoor, al 26 jaar. Pas na de dood van Mimi hebben wij het officieel gemaakt. Fabienne hielp mij van Mimi te blijven houden en haar te verzorgen. Kun je dat begrijpen? Dat de éne vrouw je de moed en de kracht geeft om de andere te blijven koesteren?»

HUMO Hebben Mimi en Fabienne elkaar ooit ontmoet?
Flack «Ja. Fabienne heeft Mimi zelfs naar het ziekenhuis gebracht. De dames wisten het perfect van elkaar. We zijn ook eens samen op reis gegaan. Ik had een cruise geboekt, maar Mimi zat in een rolstoel en was toen al zo ziek dat ik het met haar aan boord niet alleen had kunnen redden. Toen ontstond het idee dat Fabienne en een vriendin van haar zouden meereizen om me te helpen. Zo was ik uiteindelijk op schok met dríé vrouwen (lacht). En dan… worden die vrouwen complices en beginnen ze onder elkaar geheimpjes te vertellen. Over mij! We zaten ’s avonds aan de apéro en we maakten zoveel plezier dat de ogen van alle gasten op ons gericht bleven. Is dat niet de tragiek én de schoonheid van het leven, gevat in een notendop? Ik vind: je moet de tragiek omzetten in positivisme. Maak er geen drama van, tover het om tot een blijspel. Als dat geen levensles is! Met humor kun je alles aan. En Mimi hád humor. De lichtheid!

»(Mijmerend) Hoe slecht het ook met Mimi ging, ik bleef spelen. En dat sleurde mij erdoorheen. Ik vertel verhaaltjes, ik probeer te ontsnappen aan de realiteit, en ik sleur de toeschouwer daarin mee. Op de scène valt alles van je af. Het spelen laadt mij op, geeft mij de kracht om er weer tegenaan te gaan. Je wordt een ander mens, met nieuwe energie. Een directeur van een farmaceutisch bedrijf kwam mij na een optreden feliciteren: ‘Meneer Flack, wat u doet, de mensen transformeren, herbronnen, dat zou ik in een pil willen draaien. We zouden er in deze tijd van depressie miljoenen van verkopen.’ Ik ben nog van de oude school: ik heb het metier er bij mezelf nog ingestampt.

»Ik droom ervan ooit Casanova te spelen. Voor mij is Casanova de man die altijd weer op zoek gaat naar de perfecte vrouw, maar haar nooit vindt. Dat is ook zijn tragiek: Casanova blijft eeuwig op z’n honger. Of ik dat bij mezelf herken? Absoluut, absoluut. Wist je dat Casanova de uitvinder is van de Lotto? En dat hij een magiër was, een alchemist, een arts en een fysicus? Zo’n rijke figuur!»

HUMO Heb je je, net als Casanova, ooit het slachtoffer van je vrouwen gevoeld?
Flack «Ja! Met plezier! Nog eens: zij zijn het sterke geslacht. Zij zetten de krijtlijnen uit. En binnen die krijtlijnen mag jij dan rondhuppelen, als een harlekijn. Ach, la comédie humaine. Wat moet je anders doen? Een kogel door je kop schieten? Nee, man, je moet het leven víéren. Celebrate! Ik heb geen spijt. Van niks. Si c’était à refaire? Ik zou hetzelfde doen. Mimi nam mij bij de hand toen ik 20 was. Ik nam haar bij de hand, letterlijk, toen ze 56 werd.»

HUMO En nu ben je voor de tweede keer getrouwd.
Flack «Na het overlijden van Mimi ben ik enkele maanden aan het zwalpen geweest. Ik had drie overlijdens meegemaakt, kort na elkaar. En wat doet dat met ’n mens? Dat doet vooral pijn. Net op dat moment stopte ook ‘Aspe’ en viel ik in een zwart gat. En dan die hel van de successie, erfenisrechten, pensioen, die hele administratieve boterham waar ik altijd al zo’n hekel aan had.

»Ik ben 65, ik zou met pensioen kunnen gaan. Maar ik heb de draad weer opgepakt. Ik doe wat ik wil: produceren, acteren, film, tv, we zien wel. Met ‘Aspe. Moord in het theater’, mijn nieuwe theatertournee, is het weer volle bak: sommigen geloven echt dat ik inspecteur Van In ben. Het publiek gaat helemaal mee in het moordverhaal en het is heerlijk dat je hen een ontspannende avond kunt bezorgen. Ik speel weer de pannen van het dak: du jamais vu, vriend. Hopelijk blijft dat nog een tijdje doorgaan: ik geniet volop.

»Fabienne, persverantwoordelijke bij de KNS en het Toneelhuis, is onlangs wél met pensioen gegaan. Ze werd uitbundig gevierd door half toneelspelend Antwerpen: acteurs, decorbouwers, regisseurs, technici. En toen… heb ik haar ten huwelijk gevraagd. Op de scène (glimlacht). We beginnen opnieuw: een andere insteek, een andere beat, nieuwe avonturen tegemoet. Never a dull moment. Oh, no!»